Met de komst van het internet, is de woordenboek een ander leven gaan leiden. Sommige woorden, zoals googelen, zijn al makkelijker opgepikt door iedereen, maar dingen zoals smishing zijn al minder bekend. Een overzicht.
Account: een persoonlijke toegang tot een website of app, meestal met een gebruikersnaam en wachtwoord.
App: een klein programma dat je kan downloaden op je gsm of tablet om iets specifieks te doen, zoals berichten sturen of foto’s bewerken.
Back-up: een kopie van belangrijke bestanden, zodat je ze niet kwijt bent als er iets misgaat met je computer of telefoon.
Beveiliging: manieren om je computer, telefoon of accounts te beschermen tegen mensen die zonder toestemming toegang willen krijgen.
Bestand: een document, foto, video of ander type informatie die op een computer of telefoon wordt bewaard.
Bijlage: een document, foto of ander bestand dat je toevoegt aan een e-mail.
Browser: het programma waarmee je op het internet kan gaan met je gsm, tablet, laptop of pc.
Cache: tijdelijke opslag van gegevens om websites sneller te laten laden.
Cloud: online opslagruimte waar je bestanden kan bewaren en openen vanaf elk apparaat met internet.
Cookie: een klein bestandje dat een website opslaat op je computer om informatie te onthouden, zoals je voorkeuren of inloggegevens.
Dashboard: een overzichtsscherm met belangrijke informatie, bijvoorbeeld in een app of op een website.
Dataverbruik: de hoeveelheid internet die je gebruikt op je telefoon of computer.
Downloaden: een bestand van het internet opslaan op je computer, tablet of telefoon.
E-mail: digitale post die je naar iemand stuurt via internet.
Emoji: kleine plaatjes of symbolen die je gebruikt in berichten om emoties uit te drukken.
Firewall: een digitale muur die je computer of netwerk beschermt tegen ongewenste toegang van buitenaf.
Gebruikersnaam: de naam die je kiest om in te loggen op een website of app.
Hacker: iemand die zonder toestemming probeert binnen te dringen in computers of netwerken.
Homepage: de eerste pagina van een website.
(Hyper)link: een woord dat je kan aanklikken (of aantikken) die je leidt naar een andere pagina, een document, of een andere website.
Inbox: de plaats waar je ontvangen e-mails worden opgeslagen.
Instellingen: de plek waar je dingen kan aanpassen, zoals het volume van je telefoon of de helderheid van je scherm.
IP-adres: een uniek nummer dat jouw computer of internetverbinding identificeert.
Knop: een pictogram of tekst op een scherm waarop je kan klikken of tikken om iets te doen.
Laadtijd: de tijd die een website of app nodig heeft om volledig zichtbaar te worden.
Malware: schadelijke software die schade kan veroorzaken aan je computer of gegevens kan stelen.
Melding: een bericht op je telefoon of computer dat je ergens op attent maakt.
Menu: een lijst met keuzes in een app of op een website.
Mobiele data: internet op je telefoon zonder wifi.
Netwerk: een groep computers of apparaten die met elkaar verbonden zijn.
Nieuwsfeed: een overzicht van de nieuwste berichten, bijvoorbeeld op Facebook of Instagram.
Offline: niet verbonden met het internet.
Online: verbonden met het internet.
Opslaan: een bestand bewaren zodat je het later opnieuw kan openen.
Overzicht: een pagina of scherm met een samenvatting van belangrijke informatie.
Phishing: een vorm van internetfraude waarbij iemand zich voordoet als een bekende organisatie om je persoonlijke gegevens te stelen.
Pop-up: een klein venster dat plotseling op je scherm verschijnt.
Privémodus: een manier om te surfen op internet zonder sporen achter te laten.
QR-code: een zwart-wit vierkant met blokjes dat je kan scannen met je telefoon om snel een website of informatie te openen.
Scrollen: met je vinger of muis naar boven of beneden bewegen op een scherm.
Screenshot: een foto van wat er op je scherm staat.
Server: een computer die websites en online diensten beschikbaar maakt voor anderen.
Spam: ongewenste e-mails of berichten, vaak reclame of fraude.
Startpagina: de eerste pagina die opent als je je browser opstart.
Streaming: video’s of muziek direct afspelen via internet zonder te downloaden.
Tabblad: een apart venster binnen je browser waarin je meerdere websites tegelijk kan openen.
Tikken: met je vinger op een touchscreen drukken om iets te openen.
Touchscreen: een scherm dat reageert op aanraking met je vingers.
Update: een nieuwe versie van een programma of app met verbeteringen of oplossingen voor problemen.
Uploaden: een bestand van je computer of telefoon naar het internet sturen.
URL: het adres van een website, bijvoorbeeld www.digitalewereld.be.
Vergrootglas: een icoon op een website of app waarmee je kan zoeken.
Verificatie: een extra controle om te bewijzen dat jij het bent, bijvoorbeeld met een code via sms.
Vertraging: wanneer iets langer duurt om te laden of te reageren dan normaal.
Vingerafdrukscanner: een manier om je telefoon of computer te ontgrendelen met je vingerafdruk.
Virtueel: iets dat digitaal bestaat, maar niet fysiek is.
Virus: schadelijke software die je computer kan beschadigen of informatie kan stelen.
VPN: een beveiligde verbinding die je internetverkeer beschermt en je locatie verbergt.
Wachtwoord: een geheime code die je invoert om toegang te krijgen tot je account.
Webcam: een kleine camera die in een computer, laptop of telefoon zit om video-oproepen te maken.
Webpagina: een enkele pagina op een website.
Website: een verzameling webpagina’s met informatie of diensten op internet.
Wifi: draadloos internet waarmee je verbinding kan maken zonder kabels.
Widget: een klein hulpmiddel op je scherm dat je snel informatie geeft, zoals het weer of de tijd.
Zoekbalk: het vak waarin je woorden kan typen om iets te zoeken op internet.
Zoekmachine: een website zoals Google die je helpt informatie te vinden op internet.